Hoop

 

In de uitverkochte concertzaal van het theater is het publiek in afwachting van een befaamd jazzkwartet. Als na de gebruikelijke inleiding de musici het podium opkomen en naar hun instrumenten lopen, gaat er een lichte huivering door de zaal. De vier mannen lijken uit totaal verschillende werelden te komen. De saxofonist, tevens leider van de band, bijna demonstratief mooi in het pak, zwart glimmende merkschoenen, doet mij denken aan een mix van Gerry Mulligan en Clark Gable, met de kraag van zijn overhemd een beetje ouderwets gevouwen over de kraag van zijn colbert. De pianist lijkt het meeste op een “gesloten” boekhouder die elke ochtend vanuit zijn Vinex-wijk in zijn grijze autootje gelaten naar zijn werk gaat. De clowneske drummer met zijn malle hoedje is volstrekt het tegenovergestelde van de pianist en zou zomaar een vrolijke ijscoman of hotdog verkoper kunnen zijn. De bassist tenslotte, is een grote Viking met lange haren en op gympen. En die gaan samen muziek maken?

Het concert begint. Het eerste nummer vind ik wrang en roept bij mij een sterk gevoel op van eenzaamheid. Misschien komt dat ook doordat de musici zo verschillend zijn en nauwelijks contact met elkaar schijnen te maken. Het beeld van een verpauperde wijk dringt zich aan mij op, waar mensen naast elkaar leven en toch vooral: ieder voor zich.

Naarmate het concert vordert, neemt de muziek mij op sleeptouw. De musici blijken elkaar heel goed aan te voelen en ondersteunen elkaar perfect bij de solo’s. Ze weten precies wat de ander doet en geven dat ruimte en kleur. Prachtig!

Ik moet mijn karikaturale indruk van daarnet drastisch bijstellen. Mijn mensenkennis heeft mij, zeker aan het begin van de avond, volledig in de steek gelaten. Hier zijn geen verschillende individuen aan het werk. Dit is samenspel in zijn beste vorm. Als de leider van het kwartet tegen het einde van het concert een nummer aankondigt met de titel “Hoop doet leven” en de Limburgse vertaling ervan erbij geeft: “Ut kump good”, laat hij niet alleen zien dat hij een perfecte thuiswedstrijd kan spelen, maar heeft hij inmiddels ook aangetoond dat pluriformiteit tot hele mooie dingen kan leiden. Jazz heeft een hoop te bieden…

(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)

Verongelijkt

Verongelijkt

 

Ik zit verongelijkt op de bank. Verongelijkt. Een prachtig woord eigenlijk. Je hebt misschien in de verste verte gelijk of misschien wel ongelijk. Dat maakt niets uit. In ieder geval ben je tekort gedaan, ongelukkig, nors en zeker zonder schuld, tenminste dat vind je zelf.

Zojuist heb ik de kerstboom afgetuigd. Alles opgeruimd, de kamer gezogen en ik zit even uit te puffen op de bank. Precies in diezelfde tijd blijkt de kwal van een paar huizen verderop ook zijn boom te hebben opgeruimd. Ik zie hem net het kale ding naar buiten brengen.

Daar kan ik dus helemaal niet tegen. Iemand waar ik een hekel aan heb, die dan hetzelfde doet als ik en dan ook nog op hetzelfde moment. Walgelijk. Net zoiets als dat je eetlust wordt bedorven doordat je ziet dat een viespeuk, op hetzelfde moment als jij, een hap van zijn brood neemt.

Terug naar de kwal. Op hoge toon legt hij een andere buur uit waarom hij voor de klus werkhandhandschoenen heeft aangetrokken: hij wil zijn handen sparen voor het edele werk. Ja, wat dat precies is, kan ik niet verstaan. Sinds mensenheugenis is hij gepensioneerd en hij lijkt mij niet het type dat zijn vrouw fijnzinnig bespeelt.

Die van mij komt net naar beneden, lang uitgeslapen. In plaats van dat ze mij hartstochtelijk bedankt voor mijn ochtendarbeid, gaat ze zwijgend aan tafel zitten en steekt haar eerste sigaret op. Ik kijk naar buiten, verongelijkt.

(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)

Massaliteit

 

Gelukkig, de studiedag zit er weer op! Ik hou niet van congressen, studiedagen en grootschalige bijeenkomsten. Zelden ga je erna wijzer naar huis. Natuurlijk, er zijn misschien goede contacten gelegd en het zijn bij uitstek gelegenheden om lekker op kosten van de baas te eten en te drinken, je aan te stellen, je ellebogen te gebruiken en elkaar wat beter te leren kennen, maar zelden wordt er iemand wijzer van, afgezien natuurlijk van de uitbater van de betreffende uitspanning. We weten het allemaal, maar toch organiseren we telkens dergelijke evenementen. Het gaat blijkbaar om iets anders dan de bevrediging van onze leerbehoefte. Als je echt iets wilt leren, moet je intensief met elkaar omgaan, goed luisteren naar de ander en tijd en ruimte krijgen om te reageren. Dat gaat uiteraard moeilijker in een grote groep, hoe wijs de individuele deelnemers ook zijn. Zelfs een congres van hoogbegaafden loopt steevast in de soep. Massaliteit is nu eenmaal de slechtste partner van kwaliteit.

 

Uit: “MENS & LEIDER,reflectie op leiderschap”,  Han Berghs, 2013

Pedanterie

Veel organisaties en bedrijven worden tegenwoordig geplaagd door het virus van de pedanterie, de onhebbelijke en weinig constructieve eigenschap van sommige managers, de pedante baasjes, die willen overbluffen en vooral met uiterlijkheden eerbiedwaardige gedweeheid inblazen. Ze verstaan vooral de kunst om in het kleine groot en in het grote klein te zijn…

U herkent ze beslist, het zijn de managers die:

  • Met hun modernistische outfit, bijpassende brilletje en kapsel, menen dat dit nog niet genoeg is en zich elke morgen besproeien met een penetrante geur van chemicaliën die elk normaal mens op de vlucht jaagt;

  • Het hoogste woord hebben en niet gehinderd door enige kennis van zaken, baarlijke nonsens uitkramen over deadlines en targets die gehaald moeten worden, de strikte handhaving van de “planning & control cyclus”, “spin off”’, “people management” en meer van die fraaie zeepbelbegrippen uit de kantoortuintaal;

  • Het volkomen ontbreekt aan enig historisch besef en denken dat de wereldgeschiedenis bij hun eigen geboorte begon;

  • Hun oppervlakkigheid zonder gêne overal en aan iedereen tonen alsof dit de ontdekking van de eeuw is. En misschien is dat ook wel zo…;

  • Die luidkeels verkondigen dat zij van inhouden niets (hoeven te) weten omdat zij alles van processen weten;

  • Zich door snoodaards laten gebruiken om harde maatregelen door te drukken en daar ook nog trots op zijn;

  • Lijden aan een chronische vorm van zelfoverschatting en het volkomen ontbreekt aan zelfkritiek;

  • Zich vreselijk opwinden over het al dan niet behalen van kleine successen maar die er geen idee van hebben dat er ook nog zoiets bestaat als een volgende generatie;

  • Het voor elkaar krijgen om mensen weg te jagen die voor de organisatie van groot belang zijn;

  • Niet kunnen luisteren;

  • Met een schaamteloos exhibitionisme hun inferioriteit ten toon stellen;

  • Tijdens hun opleiding blijkbaar voortdurend en alleen hun eigen navel hebben bestudeerd en daar nu de organisatie mee opzadelen als ultiem managementinstrument.

 uit: “MENS & LEIDER 2013”

Het Laatste Avondmaal

Als je de rekenmeesters en politici van nu moet geloven, gaan we heel zware tijden tegemoet omdat al heel snel de babyboomers massaal een beroep gaan doen op de gezondheidszorg. Die zorg moet dan betaald worden, net zoals de pensioenen, door de zwoegende jongelui van nu, die ook nog eens veel minder in aantal zijn. Dat is natuurlijk sneu voor hen, zeker als je weet dat er dagelijks voor enorme bedragen aan medicijnen ongebruikt weggegooid worden. Dat laatste moet dus echt meteen aangepakt worden. Daar hoor je mij niet over.

Halleluja...
Halleluja…

Maar die zogenaamde grote aantallen zorgvragers op leeftijd? Wat ik niet begrijp, is dat de hooggeleerde lieden daar zo’n groot probleem van maken. Hoelang zal die periode van meer zorg voor ouderen duren? Vijfentwintig, hoogstens dertig jaar. Wat is nou dertig jaar. Vraag het je opa en oma maar eens. De jaren vliegen voorbij en voor je het weet, is het probleem opgelost. Daarbij komt ook nog dat scholen en peuterspeelzalen in diezelfde tijd minder subsidie zullen opslorpen door het sterk gedaalde kinderaantal. Daar moet de staat toch wat aan over kunnen houden. Bovendien, en het verbaast me dat de dames en heren politici het daar nooit over hebben, de babyboomers zijn de generatie die de revolte van de zestiger jaren van de vorige eeuw begonnen, die uitmondde in de grote individuele vrijheid, waar iedereen nu in meer of mindere mate van profiteert. Denk je nu heus dat je die generatie straks kunt wijsmaken dat je in de hel komt als je uit het leven stapt wanneer dat niets meer te bieden heeft?

Als ik nog jong was, zou ik een eigen bedrijf starten om veteranen een feestelijke slotmanifestatie te kunnen bieden : “Evenementenbureau het Laatste Avondmaal”. Gegarandeerd dat het een succes zou worden…

 

(uit: ‘Verdwaalde Hagel’, 2015)

Chemicaliën, pluimvee of slachtvee…

Er zijn mensen die beweren dat managen een apart vak is en als je dat eenmaal beheerst, je dat overal kunt uitoefenen. Met andere woorden, of je leider bent van een koffiebranderij of van een toneelacademie, dat maakt niets uit. Managen is managen! Een leider begeleidt en ondersteunt de proceskant van de organisatie en heeft geen bemoeienis met het product.

Maar, hoe kun je processen begeleiden als je geen weet hebt van de producten van je organisatie? Toegegeven, je hebt specialisten nodig die hun vakkennis inbrengen. Daarbij zal de leider moeten beslissen welke deskundigheid hij moet inhuren. En, op grond waarvan is de ene deskundige beter dan de andere? Zonder kennis van inhoud kan hij dat niet bepalen. Vergelijk het maar met de vrachtwagenchauffeur. Het maakt nogal wat uit of je chemicaliën vervoert, pluimvee of slachtvee naar Italië…

De oplossing is ook niet om een raad van inhoudelijke adviseurs om de leider heen te formeren. Hij raakt daardoor de greep op zijn organisatie kwijt en wordt afhankelijk van deze adviesraad en misschien zelfs manipuleerbaar. Een leider moet zichzelf verdiepen in de producten van zijn organisatie en moet daartoe ten minste de taal van de inhoudsdeskundigen verstaan. Dit vereist een bepaalde instelling van de leider, een houding die laat zien dat hij zich identificeert met zijn organisatie. Hij zal ook moeten afrekenen met de quasi deskundigen met hun onhebbelijke gewoonte om in specialistisch vakjargon de leider allerlei belangwekkende voorstellen te doen waarvan hij de consequenties niet geheel kan overzien. Ik durf te stellen, dat als een inhoudsdeskundige niet zodanig kan formuleren dat de globaal inhoudelijk ingevoerde leider het begrijpt, de zogenaamde deskundige niet deskundig is maar slechts arrogant.

Als leider moet je van je medewerkers eisen dat zij op een adequate wijze communiceren en zich niet bedienen van “geheimtaal”. Zelf zul je als leider voldoende “bij kennis” moeten zijn, zodat je ook echt leiding kunt geven aan je organisatie. Gebrek aan kennis van zaken bij de leider leidt anders onherroepelijk tot domme besluiten en ongezonde afhankelijkheid, maar in ieder geval niet tot goed management. Zoals de Engelsen zeggen:

Wanneer u van uzelf een ezel maakt, zal men op u rijden.

(uit: “MENS & LEIDER”, reflectie op leiderschap, Han Berghs, 2013)